Skip to main content

Als een Remco Evenepoel van de stripkunst wint Rumstenaar Joris Mertens (54) dezer dagen met zijn graphic novel Bleekwater de ene prijs na de andere. Eerst was er de Willy Vandersteenprijs, dan de cultuurprijs van Rumst en recent ook de Victor Rosselprijs voor beste stripalbum.

“Die prijzen zijn, hoe cliché dat ook klinkt, toch een bevestiging dat ik goed bezig ben”, zegt de uit Mechelen ingeweken Mertens. “Dat doet deugd, vooral omdat het toch een late roeping is. Ik heb als jonge student aan Sint-Lucas wel wat met stripverhalen geëxperimenteerd, maar werkte dan dertig jaar in de filmwereld waar ik storyboards of decors tekende. Pas op mijn 52ste debuteerde ik met Beatrice, een album dat ook goed onthaald werd en zelfs in het Koreaans vertaald werd. Beatrice opende vooral in Frankrijk een aantal deuren, wat toch nog altijd het mekka van de ‘bande dessinée’ is. Dat is belangrijk want ik moet er toch kunnen van leven ook. Had het enkel in Vlaanderen bij 2.000 à 3.000 exemplaren gebleven, dan zou het een hobby zijn gebleven en dat wou ik niet. Net zo min als ik mijn albums in eigen beheer wil uitgeven: dat is de kortste weg om straks 87 dozen vol eigen albums in je gang te hebben staan. Ik geef toe dat het twee jaar geleden een grote sprong in het duister was en dat het nog altijd spartelen is, maar ik ben alleen. Als er iemand honger lijdt, ben ik het alleen dus.”

Advertentie

 

De kans dat Mertens straks met dozenvol albums zal achterblijven, is wel heel klein. Zeker nu ook Bleekwater aan een steile opmars bezig is en er al een derde album in de maak is. “Bleekwater verscheen in Frankrijk meteen als Nettoyage à Sec op 15.000 exemplaren wat toch een zekere rust geeft ook. Het feit dat de baas van de Franse uitgeverij, zo’n geparfumeerde man met brillantine in zijn haar en een krijtpak, me zei dat hij het leuk vond dat ik vond ik een enorm compliment. In Frankrijk spreken ze trouwens niet van striptekenaar maar van auteur wat toch een belangrijke nuance is. Als je in Vlaanderen zegt dat je striptekenaar bent, denken ze automatisch aan kinderstrips.”

Het verhaal speelt zich af midden jaren zeventig – Parijs, Brussel of Amsterdam, wie zal het zeggen – en brengt een karakterschets van François, een niet zo knappe man van in de vijftig in goedkoop kostuum en ‘plastron’, die in een grootstad werkt als chauffeur van een droogkuisfirma. Het lottobiljet dat hij elke week bij de charmante Maryvonne koopt, moet zijn ticket naar een ander leven worden. “Hitchkock zei ooit dat hij films maakt over gewone mensen in ongewone situaties. Fantastisch toch? Ik heb daarom voor een simpel plot gekozen, de kapstok waaraan ik een heel verhaal kan ophangen. Er zit wellicht ook heel veel François in mij. Veel melancholie ook. In het echte leven heb ik ook een hekel aan wat ik de positiviteitsdictatuur noem.”

Elke prent is een streling voor het oog. Het album zit vol woordgrapjes (zoals reclame voor Schtinck Cigarillo’s, Xenix Télévisions of Canisloupe matrassen wat ‘ik kan niet slapen’ in het Brussels is). En cameo’s voor onder andere Marc Didden. “Hij is absoluut geen stripliefhebber, ik ook niet trouwens (lacht). Maar in Humo schreef hij wel ‘Bleekwater verzoent me met de stripkunst. En zelfs met het feit dat ik er zelf in verstript werd.’

Alleen al de filmische stadsgezichten, vol neon zijn inderdaad kunstwerken op zich. “Ik hou van een groezelige grootstad die ’s nachts mensen verslijt. De film noir uit de jaren zeventig werkt inspirerend. Intussen wordt mijn tekenen nog beter. Ik zie zelf een groot verschil tussen het eerste en het tweede album. Vooral met het tekenen van personages worstel ik nog vaak. Opvallend hoe één verkeerd getekende lijn van een schone vrouw een mottig wijf kan maken. Om François echt tot leven te brengen, heb ik tientallen foto’s gemaakt van mezelf, foto’s die nooit iemand gaat te zien krijgen trouwens. Dat is nodig: een kostuumvest met epauletten valt op een andere manier in de plooi dan een trui. Alles moet kloppen, tot de inleg van de kasseien op de straten. Je ziet aan sommige albums te veel dat de tekenaars uit hun hoofd hebben zitten tekenen, dat wil ik niet. Er gaat dus heel veel research aan vooraf maar dat was ik al gewend uit de filmwereld. Dat alles maakt dat ik toch anderhalf à twee jaar aan een album werk. Op sommige dagen zelfs twaalf uur aan een stuk, terwijl het op andere dagen niet lukt om één lijn op papier te krijgen. Soms ben ik heel erg tevreden van een tekening, maar tien seconden later twijfel ik alweer of dit wel zo goed is als ik dacht. Ik ben mijn eigen artistieke directeur, maar het is een solitair beroep. Ik moet er als ik werk altijd op letten dat ik niet vereenzaam. En ga ik dit nu de komende dertig jaar doen? Geen idee. Het komt dag per dag, misschien dat ik binnen tien jaar wel denk: wat ben ik de voorbije tien jaar eigenlijk aan het doen geweest?”

Bleekwater telt 152 pagina’s, is verschenen bij Oogachtend maar is ook te bestellen online of in de betere boekhandel. Ook Beatrice is nog verkrijgbaar.

Advertentie

Leave a Reply